Een aantal jaar geleden gingen mijn vriend en ik met de auto over de oude pelgrimsroute camino Francés richting Santiago de Compostela. We stopten bij de prachtige gotische kathedralen van Burgos en León en bezochten onderweg nog meer mooie kleine pelgrimskerkjes. Nog diep onder de indruk van alle pracht en praal die we waren tegengekomen reden we het eeuwenoude pelgrimsoord Santiago de Compostela binnen, met links en rechts van ons mensen die te voet of met de fiets deze zelfde route hadden afgelegd.
Santiago de Compostela is één van de belangrijkste christelijke bedevaartsoorden. In een reeks middeleeuwse legendes wordt verteld dat Jacobus de Meerdere (een apostel van Jezus, in Spanje bekend als ‘Santiago’) op zendingsreis ging naar Spanje, daar overleed en in Compostela werd begraven. Of hij daar ook daadwerkelijk is begraven is nooit bewezen, maar desalniettemin werd Compostela een belangrijk bedevaartsoord voor christenen. Al vanaf de vroege elfde eeuw trokken mensen daarheen om het graf van Jacobus te bezoeken. Ze liepen over de oude Romeinse wegen, zonder kaarten, borden of Google Maps. Deze zogenaamde pelgrims waren de eerste massatoeristen, die met duizenden tegelijk richting een bedevaartsoord trokken. Langs deze wegen ontstonden kerken, kleine ziekenhuizen en herbergen en zo werd er geprobeerd geld te verdienen aan deze pelgrims. Zo zijn er geschreven teksten teruggevonden uit die tijd waarin stond dat pelgrims 1 munt moesten betalen om in gammele bootjes rivieren over te steken; een paard kostte 4 munten.
Als onderscheidingsteken kregen de pelgrims een kamschelp als symbool. Later is deze schelp ook het herkenningsattribuut geworden van Sint Jacobus en dit symbool vind je dan ook bij al die pelgrimskerken. Jacobus is de beschermheer voor o.a. hoedemakers en bewakers, maar vooral voor pelgrims en reizigers. Hij is te herkennen aan een hoed met daarop de Sint-Jakobsschelp en meestal heeft hij een pelgrimsstaf bij zich. Op onze weg door Spanje kwamen we veel van deze pelgrimstekens tegen. Zo wachtte in de Santa Marta kerk in Santa Marta de Tera een prachtig elfde-eeuws beeld van Jacobus ons op en overal langs de route zagen we het pelgrimsteken, ingemetseld in muren, op verkeersborden of oprugzakken en tassen van pelgrims. Het was die vakantie best bijzonder om te zien dat mensen nog steeds op pelgrimstocht gaan, al zijn de middelen en beweegredenen misschien net iets anders dan in de middeleeuwen.
De middeleeuwse pelgrim ging op pad om verschillende reden, zoals uit boetedoening, straf, dankzegging of pure vroomheid. De devotiepelgrim wilde zo dicht mogelijk bij de heiligen komen, zijn zonde aflossen en zo niet in het vagevuur terechkomen. Daar had hij veel voor over en de kerken langs de pelgrimsroute speelden daar handig op in. Zo werden er relikwieën aangeschaft die deze pelgrims naar binnen lokten: een druppel bloed, een stuk hout van het kruis van Christus, een stuk bot van een heilige, je kan het zo gek niet bedenken. Het hebben van een reliek of een devotiestuk was enorm belangrijk voor de lokale economie en rond deze heilige spullen ontstond een ware handel: hoe mooier de relikwieën in je kerk hoe meer pelgrims ernaartoe kwamen, hoe meer pelgrims hoe meer geld er werd verdiend. Niet alles werd dan ook op een legale manier verkregen; er doen verhalen de ronde dat sommige bisschoppen op slinkse wijze relieken gingen stelen bij andere bisdommen. Ook werden er vaak valse relieken verhandeld; een voorbeeld daarvan is het Heilige kruis: als je alle stukken hout die van dit kruis afkomstig zouden moeten zijn bij elkaar zou zoeken, kun je niet één kruis maar een heel bos bij elkaar timmeren.
Niet alleen in Spanje en Frankrijk werden in de middeleeuwen heiligen aanbeden, maar ook in Aardenburg. Daar ontstond rond 1296 een Mariadevotie in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Hoe deze precies tot stand kwam is niet duidelijk; misschien door een wonder dat daar plaatsvond of misschien wel omdat in de dertiende eeuw de Mariaverering een ware trend werd en men in Aardenburg daar ook een graantje van wilde meepikken. Want een stoet pelgrims betekende niet alleen geld in de lades van de kerk, maar ook in die van de plaatselijke bevolking. In de vijftiende eeuw waren deze pelgrims zelfs de belangrijkste inkomstenbron van de Aardenburgers en dus ging men voorzichtig om met deze vreemdelingen. Uit oude documenten blijkt dat pelgrims niet mochten worden beboet omdat ze stokken bij zich hadden, in die tijd gezien als wapen. Men moest de pelgrims met rust laten omdat ze belangrijk waren voor de stad.
De Mariaverering in Aardenburg is waarschijnlijk ontstaan rondom een Mariabeeld dat helaas samen met de kerk verloren is gegaan. Hoe het beeld eruit heeft gezien weten we niet, maar aan de hand van gevonden pelgrimstekens zouden we een voorzichtig beeld kunnen schetsen van hoe het devotiestuk eruitzag: een gekroonde Maria met kind met een aureool en naast hen twee engelen met grote kaarsen. Boven Maria en het Christuskind zijn twee torens te zien, wat zou kunnen betekenen dat de oorspronkelijke kerk twee grote torens had.
Een pelgrimsinsigne is een soort broche die pelgrims kochten als souvenir van de reis die ze hadden gemaakt. Op deze broche stond dan een afbeelding van de heilige of het vereerde object. Zo’n pelgrimsinsigne was één van de eerste massaproducten, gemaakt van tin of een legering hiervan zodat die snel en goedkoop kon worden geproduceerd. Later werden ook koperen, zilveren en gouden insignes gemaakt.
De speciale Maria-pelgrimsinsignes werden verkocht in en om de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Aardenburg en door de grote aantallen hiervan weten we dat de cultus hier enorm was. Uit oude administraties blijkt dat er na 1590 geen enkel pelgrimsinsigne meer werd verkocht, wat moet betekenen dat de komst van de pelgrims abrupt stopte.
Mocht je nu op bedevaart willen naar Aardenburg, zal je niet meer in de oude pelgrimskerk met twee torens terechtkomen zoals de mensen in de middeleeuwen. Ook zal je niet meer het zelfde Mariabeeld zien; in 1850 is er op dezelfde plaats de ons bekende Heilige Maria Hemelvaartkerk gebouwd. Vanaf de negentiende eeuw is men daar begonnen met de verering van Maria met de inktpot. Het is een warrig verhaal maar de strekking is als volgt. Het Mariabeeld in de pui van het stadhuis in Brugge werd ‘geïdentificeerd’ als zijnde het oude Mariabeeld van Aardenburg. Dit Brugse beeld is een staande Maria met een inktkoker in de hand en het Christuskind op haar linkerarm met een pen in zijn hand. Het is wonderlijk te noemen dat het een compleet andere Maria is dan op het pelgrimsinsigne uit de vijftiende eeuw. Ik denk namelijk dat men toen niet zomaar een speldje van een compleet ander Mariabeeld maakte en verkocht, maar dat men toch echt probeerde het origineel zo veel mogelijk te benaderen. Het idee is of was immers om zo dicht mogelijk bij de heilige te komen.
Als het kon zou ik de route naar Compostela eens willen maken zoals de middeleeuwse pelgrim: zonder alle moderne restauraties en toevoegingen aan kerken en gebouwen en zonder het drukke verkeer. De reis met de auto naar Santiago was geweldig, maar de eindbestemming zelf viel door het hele circus aan toeristentrekkende restaurants, souvenirwinkels en jonglerende zwervers enorm tegen. De reis was vele malen bijzonderder dan de uiteindelijke bestemming.