Jaren geleden woonde en werkte ik in Parijs, een prachtige stad maar niet echt een gezonde stad om in te leven. Toen ik op een dag een weekendje lekker wilde uitwaaien aan zee om de gezonde, frisse zeelucht in te ademen, nam ik de TGV naar Le Havre, een Normandische badplaats die zeer in trek was bij de kunstenaars in het midden van de negentiende eeuw. Het was een druilerige zaterdag met wolken, wind en wat regen. Er was niemand op straat, de boulevard en het strand waren nat en verlaten. Het uitwaaien aan zee kon ik afvinken, maar de romantische impressionistische badplaats was nergens te bekennen.
De volgende dag werd ik wakker in een levend schilderij. Nu zag ik waarom de impressionisten zo geïnspireerd waren geraakt door badplaatsen als Le Havre! De zon scheen en werd weerkaatst op het zeewater, de lucht was blauw en er stond een licht zeebriesje. Meisjes renden in jurkjes over de promenade samen met vaders en moeders, uitgedost alsof ze naar een feest gingen. Langs deze promenade stonden borden op plekken waar beroemde schilders als Monet en Pissarro hun schilderijen maakte. Het ene na het andere prachtige schilderij passeerde de revue en gaf een prachtig beeld van het Le Havre in vervlogen tijden.
Oh, wat zou ik graag terug willen naar de jaren 1910 en dan in een lange witte jurk met een grote witte hoed met bloemen langs die boulevard flaneren. Net als de elite in die tijd, kijken en bekeken worden, dat is waar het daar om ging.
Ook in Nederland werd het strand steeds populairder om te flaneren of te kuren. Niet iedere badplaats was hiervoor even geschikt, zo staat er in een rapport uit 1867: ‘Er moet genoeg zout in het water zitten, zowel bij eb als vloed. Het zand op het strand moet schoon zijn. De water- en luchttemperatuur mogen niet te veel verschillen en er mogen niet te veel putten op het strand zijn.’ Domburg voldeed aan deze eisen en werd uitgeroepen tot één van de beste badplaatsen van de Noordzee, waar veel welgestelde mensen kwamen kuren. Het kuren bestond onder andere uit een zeebad; hiervoor werden de badgasten in badkoetsen de zee in gereden, zodat men niet in badkleding over het strand hoefde. En als iemand het toch durfde om in badkostuum het strand op te rennen, vooral na het baden, werd dat gezien als schandelijk gedrag. Jan Toorops ‘Strandgezicht te Domburg’ geeft een goed beeld van hoe het geweest moet zijn: de tijd dat naar zee gaan een ware gezondheidsrage was.
Deze stroom aan rijkelui trok veel kunstenaars aan, die geïnspireerd raakten door alle activiteit die zich op het strand afspeelde. Er zijn talloze schilderijen en tekeningen gemaakt van deze romantische strandtaferelen. Maurice Góth was één van die schilders die gefascineerd waren door de zee en het strandleven. Deze Hongaarse schilder vestigde zich begin twintigste eeuw in Domburg en schilderde voornamelijk en plein air. Zijn schilderij ‘Ada in de strandstoel’, vind ik een van de mooiste voorbeelden; de kleuren zijn zacht en helder en stralen rust uit, net als Ada zelf, die in een rieten strandstoel wegdroomt. Je vraagt je af wat ze aan het lezen is, of waar ze aan denkt. Je kunt zien dat Góth dit schilderij buiten heeft geschilderd. Grove penseelstreken verraden dat hij haast had; buiten verandert het licht constant en je moet dus snel zijn om dit in verf te kunnen vangen. Ada’s gezicht en kleding bestaan uit slechts een paar grove streken met daarin verschillende kleurnuances. Daardoor kun je niet precies zien of ze nu slaapt of aan het lezen is. Een dromerig schilderij dat je meevoert naar vervlogen tijden van kijken en bekeken worden.